Maarten van zes staat met een treurig gezicht bij zijn fietsje. De ketting is eraf gelopen. Een voorbijganger ziet het en snelt hem te hulp.
Terwijl hij bezig is de ketting er weer om te leggen, zegt hij: 'Eigenlijk moest zo'n grote jongen als jij dat zelf al kunnen.'
Waarop Maarten antwoordt: 'Dat kan ik ook wel, maar je krijgt er altijd van die smerige handen van.'
Jantje wandelt op straat. Hij heeft een halsband bij waaraan een coservenblikje bengelt.
De buurman speelt het spelletje mee en zegt: ' Dag Jantje, laat je je hondje uit?'
Jantje antwoordt verontwaardigd: 'Mijn hondje? Zie je niet dat dit een conservenblik is?'
De buurman wandelt geërgerd verder.
Jantje tegen zijn conservenblik: ' Ha ha, Fifi, die is er mooi ingetrapt, nietwaar?'
Opa bekijkt het rapport van Jantje.
"Ik mis een 10." zegt opa.
"Een 10? Waarvoor?" vraagt Jantje.
"Voor de moed om me zo'n rapport te durven laten zien!"
Een drol en een appel liggen op straat. Ineens wordt de appel opgepakt en opgegeten. De drol zegt tegen de appel: 'Tot straks!'
Er lopen twee ballonnen in de woestijn. Zegt de ene ballon tegen de andere: 'Kijk uit een cactussssssssss!'
Twee zotten vinden een spiegeltje, de ene raapt het op, kijkt erin en zegt: "Hehe, ik ken die van ergens”.
De andere vraagt om ook eens te mogen kijken en roept: "Gij zot, dat ben ik!”
