Twee zwervers zijn opgepakt en naar het politiebureau gebracht.
'Waar woon je?' vraagt een politieman aan een van de zwervers.
'Ik woon nergens, meneer de agent.'
'En jij?' vraagt de politienaam aan de tweede zwerver.
'Ik ben zijn buurman.'
Twee zwervers zijn opgepakt en naar het politiebureau gebracht.
'Waar woon je?' vraagt een politieman aan een van de zwervers.
'Ik woon nergens, meneer de agent.'
'En jij?' vraagt de politienaam aan de tweede zwerver.
'Ik ben zijn buurman.'
Er staat een oen voor het stoplicht. Het licht staat op rood. De oen zegt; ‘Ah, wat een mooie kleur!’ Het licht springt op oranje. Weer is de oen onder de indruk van de kleur. Als het licht daarna groen wordt, kijkt hij met open mond toe. Dan springt het licht weer op rood. ‘Hé, die heb ik al gezien’, zegt hij. En hij rijdt weg.
Ik heb ooit per ongeluk lijm in de cornflakes van mijn zoon gedaan.
Hij heeft nooit meer met me gepraat.
Een jongen tekent stiekem op het schoolbord. De juf ziet het. ‘Je krijgt straf’, zegt ze. ‘Schrijf maar op het bord: “Ik mag niet op het schoolbord schrijven” en dat honderd keer!'
'Ik snap er niets van', zegt Sam tegen zijn vrouw.
''Gisteren stootte ik mijn neus tegen een rode bakstenen muur en vandaag is mijn neus blauw!'