Een klusjesman knapt al jaren in een nonnenklooster alle karweitjes op. Hij heeft al tijden een oogje op zuster Theresa, maar hij durft haar niet te benaderen. De klusjesman bespreekt zijn probleem met de tuinman van het klooster. "Weet je wat je dan moet doen?", zegt de tuinman: "Je trekt een pij aan en als monnik verkleed ga je in de bosjes liggen wachten. Als dan zuster Theresa aan komt lopen, spring je uit de bosjes. Je gooit de pij open, toont je erectie, en dan roep je `Geschenk van God, mee naar de bosjes'."
De klusjesman vindt het een goed plan. Hij trekt een pij aan en gaat in de bosjes zitten wachten. Als zuster Theresa langskomt, springt de klusjesman de bosjes uit, gooit zijn pij open, toont zijn erectie en roept: "Geschenk van God, mee naar de bosjes." De non gaat mee de bosjes in, en daar maakt de klusjesman een vurige wip. Als ze klaar zijn, wil de klusjesman eigenlijk toch wel bekennen wie hij is. Hij zegt: "Ik moet je wat bekennen: ik ben geen monnik, maar ik ben de klusjesman." Krijgt 'ie als antwoord: "Ik moet je ook wat bekennen: ik ben zuster Theresa niet, ik ben de tuinman."