Twee baby-egeltjes zijn in de woestijn op zoek naar hiun moeder. Loopt de ene tegen een cactus: 'Gevonden!'
- 51 weergaves
Twee baby-egeltjes zijn in de woestijn op zoek naar hiun moeder. Loopt de ene tegen een cactus: 'Gevonden!'
Moeder: 'Pietje, heb jij onze papegaai al die lelijke en vuile woorden geleerd?'
Pietje: ' Juist niet! Ik heb hem alleen verteld welke woorden hij zeker niet mag zeggen!'
Een kunstschilder komt op een landweg een boerenkar tegen die getrokken wordt door een schimmel. Hij houdt de voerman staande en zegt: 'Wat hebt u een prachtig paard. Ik zou dat dolgraag eens willen schilderen.'
'Geen haar op mijn hoofd die daaraan denkt', antwoordt de boer: 'Mijn paard is wit en blijft wit.'
Twee jongens zijn erg vervelend tijdens de les. De meester heeft er schoon genoeg van en geeft hun strafwerk.
'Schrijf maar 500 keer de naam van je geboorteplaats op het bord!'
De ene jongen begint te schrijven, maar de andere barst in tranen uit.
'Dat is gemeen!' roept hij huilend. 'Hij is in Gent geboren en ik in Nederoverheembeek!'
Een kleine jongen had problemen met het aantrekken van zijn laarsjes, bijgevolg knielde de juf en hielp hem.
Met trekken en sleuren lukte het haar, eerst de ene en daarna ook de andere.
Toen zei die kleine "die botten zitten aan de verkeerde voet". De kinderjuf slikte haar opkomende ergernis maar in en ze keek vol ongeloof naar de voeten van het kind.
Maar hij had gelijk, links en rechts was verwisselt.
Het was voor de juf al even moeilijk om de laarsjes weer van de voetjes te trekken,als het was om ze weer terug aan te doen,en ditmaal aan de goede voet.
Ondanks alles lukte het haar om haar ergernis in te slikken.
Als al het werk gedaan was zij de kleine "dat zijn mijn bottekes nie".
Bij de juf kwam nu toch wel een beetje woede naar boven,en ze moest op haar tong bijten om die kleine niet uit te maken voor het lelijkste van de straat!
Ze zei alleen maar:"en waarom zegde gij da nu pas?"
Zich aan het noodlot onderwerpend, begon zij opnieuw aan de laarsjes te trekken en te sleuren tot ze weer van zij voetjes waren.
En de kleine begon het uit te leggen:"dat zijn de bottekes van mijn broer, maar ons ma heeft gezegd dat ik die vandaag moest aandoen omdat het zo koud is."
Op dat moment wist ze niet meer of ze stillekens moest wenen of op hem moest brullen.
Ze nam maar weer al haar moed bijeen, en ze en ze trok en sleurde tot zijn bottekes weer aan voetjes zaten.
klaar!
Dan vroeg zij gans opgelucht aan de kleine jongen:"okay,en waar zijn uw handschoenen?"
Waarop hij antwoordt: "die heb ik vanvoor in mijn bottekes gestoken!!!"
'Mama, de kast viel om!' roept Jantje.
'Zeg het maar tegen papa', antwoordt Jantjes moeder.
Waarop Jantje antwoordt: 'Hij weet het al, hij ligt eronder!'