Menere, zoe je e ki kunnen tellen hoeveel buulen da'k ip m'n voorhoofd hèn
Baziel liep zo zat als een kanon door de nacht.
Hij strompelde van lantaarnpaal tot lantaarnpaal.
Aan een late voorbijganger vroeg hij: "Menere, zoe je e ki kunnen tellen hoeveel buulen da'k ip m'n voorhoofd hèn?"
"Drie" antwoordde de voorbijganger.
"'t Is goed" zei Baziel, "nog twee lanteirens en 'k zien thuus."
Categorie