Een bedelaar loopt door een dure winkelstraat en blijft smachtend door het raam van een restaurant kijken. Hij kijkt en kijkt en kijkt en ziet dat een man geheel achter zijn krant verscholen gaat, met voor zich een dampend bord.
De bedelaar stormt naar binnen, gaat tegenover die man zitten, trekt het bord naar zich toe en begint als een waanzinnige te eten. Halverwege ziet hij wat in het bord liggen, een gebruikte kam (met veel haar eraan). Onmiddellijk begint hij enorm over te geven in het bord.
Laat de man tegenover hem zijn krant zakken en zegt:
"Ja, zover was ik ook gekomen."