Zij: ' Heb je nu wel alles goed gesloten? De achterdeur op slot, de voordeur op de knip, de zijdeur op de ketting?'
Hij; ' Ja! Als jij nu je mond houdt, is alles dicht!'
Zij: ' Heb je nu wel alles goed gesloten? De achterdeur op slot, de voordeur op de knip, de zijdeur op de ketting?'
Hij; ' Ja! Als jij nu je mond houdt, is alles dicht!'
Een man stapt de bus op en vraagt aan de chauffeur: "Gaat u naar de bioscoop?"
"Nee," zegt de busschauffeur: "Ik moet gewoon werken."
De onderwijzeres probeert de leerlingen de begrippen tegenwoordige, toekomstige en verleden tijd uit te leggen.
Ze geeft een voorbeeld: ' Als ik zeg: "Ik ben mooi geweest", dan is dat verleden tijd. Maar wanneer ik zeg "Ik ben mooi", wat is dat dan?'
'Een grote leugen', antwoordt een jongetje spontaan.