De meester heeft een raadsletje voor de kinderen van de klas: 'Een ezel staat op 20 meter afstand van de hooiberg. Hij zit vast aan een touw van 10 meter lengte. Hoe kan die ezel toch bij de hooiberg komen?'
Jantje steekt zijn vinger op en zegt; 'Hij loopt naar de hooiberg en begint van het hooi te eten.'
'Dat denk jij,' zegt de meester, 'maar ik zei toch dat hij vastzat aan een touw van 10 meter.'
'Ja, dat heb ik wel gehoord, maar heeft niet gezegd dat het touw ergens aan vastzat.'
De ene gek zegt tegen de andere: 'Dit jaar valt Kerstmis op een vrijdag.'
De andere zegt: 'Oh! Hopelijk niet op de 13e!'
Tynke krijgt les van haar vader in het verbuigen van werkwoorden. ‘Tynke, als jij een liedje zingt dan zeg je…?’ ‘Ik zing,’ zegt Tynke. ‘Goed zo,' zegt haar vader. 'En wat zeg je als mama zingt?’ Tynke: ‘Zij zingt.’ ‘Weer goed', zegt haar vader. 'En wat zeg je als oma zingt?’ Tynke: ‘Stop!!’
Een boer fietst in het dorp naast zijn paard. Hij wordt aangehouden door een agent.
'Zo,' zegt de agent, 'dat wordt een flinke boete! U weet toch dat uw paard niet los over de straat mag lopen!'
'Verdraaid,' zegt de boer, 'is hij weer van mijn bagagedrager gesprongen?'
Een dief komt bij de rechter. De rechter zegt: ‘U krijgt twaalf jaar celstraf. Heeft u daar nog iets aan toe te voegen?’ De dief antwoordt: ‘Nee, doe er liever maar iets af!’
