Er staan twee toiletten in de wc. Zegt de ene tegen de andere: 'Hé moet je zien.'
Waarop de andere zegt: 'Wil je het nog een keer laten zien, ik heb mijn bril niet op.'
Er staan twee toiletten in de wc. Zegt de ene tegen de andere: 'Hé moet je zien.'
Waarop de andere zegt: 'Wil je het nog een keer laten zien, ik heb mijn bril niet op.'
Anneke zegt tegen haar tante: ‘Ik wil nooit een tweeling hebben. Want als ze huilen, zijn het er altijd twee.’ ‘Dat valt wel mee’, zegt haar tante. ‘Meestal huilt de een zo hard dat je de ander niet meer kunt horen!’
Al eens een olifant gezien achter een grassprietje?
Die kan zich goed verstoppen, niet?
De meester vraagt zijn leerlingen een zin te bedenken waar het woord Ventilator in voorkomt. Wim: 'Het is warm in de klas, de meester zet de ventilator aan'. Henk: 'De slager zet in de zomer de ventilator aan anders bederft het vlees'. Jantje ( heel lang nadenkend) 'Als je vroeg in de bioscoop bent, heb je een betere plaats dan de VENTDIELATER komt '.