Een pastoor wil op vakantie gaan maar wil graag dat het biechten tijdens zijn afwezigheid doorgaat. Daarom vraagt hij aan de koster om, tijdens zijn vakantie, voor hem waar te nemen met biechten. Alvorens de pastoor weggaat zet hij op een papiertje hoeveel onze vaders en weesgegroetjes gebeden moeten worden voor alle zonden.
De dag nadat de pastoor op vakantie is gegaan komt er een jongedame biechten. Ze zegt dat ze een man heeft gepijpt. De koster kijkt op zijn papiertje wat hij van de pastoor gekregen heeft. Echter staat voor deze zonde niets op dit papiertje. De koster opent de deur van de biechtstoel en roept naar een van de misdienaars.
"Wat geeft de pastoor voor pijpen?!"
Waarop hij het volgende antwoord krijgt:
"Meestal een reep chocola!"