Elke zaterdag als Jantje met zijn moemoe naar de kerk gaat, valt hij tijdens de preek in slaap. Na een week of vijf begint de pastoor zich eraan te ergeren. Als hij 's avonds samen met zijn meid zit te eten vraagt hij aan haar: "Bernadette, hoe pak ik die Jantje toch aan? Hij valt elke keer in slaap tijdens de preek." "Waarom zet ge hem niet midden in de kerk voor paal? Als ge hem weer ziet slapen, stelt ge hem een vraag. Omdat hij slaapt, heeft hij de vraag niet gehoord en weet dus het antwoord niet." "Dat is een heel goed idee." Een week later wanneer de mis weer aan de gang is en de pastoor weer aan zijn preek begint, richt de pastoor zijn ogen op Jantje. Hij ziet dat hij slaapt en vraagt aan Jantje: "Jantje, wie schiep de hemel en de aarde?" De moemoe van Jantje die slecht te been is en met een stok loopt, ziet dat Jantje slaapt en steekt de stok in zijn gat. Jantje verschiet en roept: "God!" De mond van de pastoor valt open van verbazing. 's Avonds bij het eten vertelt hij wat er gebeurd is: "........ en toch wist hij het antwoord!" "Probber het volgende week nog eens." Zo gezegd, zo gedaan. De week daarop richt de pastoor zijn ogen weer op Jantje en ziet dat hij weer slaapt. Opnieuw stelt hij Jantje een vraag: "Jantje, wie is de Zoon van God?"
De moemoe van Jantje ziet dat Jantje slaapt en steekt weer de stok in zijn gat. Jantje verschiet en roept: "Jezus!"
De pastoor gelooft zijn oren niet. Weer sliep hij en weer wist hij het antwoord. 's Avonds bij het eten vertelt hij het weer. De meid: "stel hem volgende week een vraag waar gij het antwoord ook niet op weet. Dat kan hij dus ook onmogelijk weten." Tijdens de preek richt hij zijn ogen op Jantje en vraagt hem: "Jantje, wat zei Eva tegen Adam in het aards paradijs." De moemoe van Jantje ziet dat Jantje slaapt en steekt weer hare wandelstok in zijn gat.
Jantje roept: "als ge die stok nog één keer in mijn gat duwt, dan zweer ik dat ik hem afbreek!"