Een boer loopt op een ochtend naar zijn weilanden. Op een gegeven moment komt de boer de pastoor van het dorp tegen en al pratend lopen ze samen verder. De boer zit alsmaar op te scheppen over zijn kwaliteiten als boer. Als ze bij het eerste weiland van de boer zijn aangekomen zegt de boer:
"Moet je dit weiland van mij eens zien. Mooi groen gras, goed vlak gemaakt, dat heb ik toch maar even goed gedaan!"
Waarop de pastoor zegt:
"Met Gods hulp hè."
"Ja, ja, met Gods hulp," zegt de boer met tegenzin.
Als ze bij het tweede weiland van de boer zijn, zegt de boer:
"Dit weiland is ook van mij, kijk, geen onkruid, geen kuilen, dat heb ik toch maar weer even goed gedaan hè!"
Waarop de pastoor weer antwoordt:
"Maar met Gods hulp hè!"
"Ja, ja, ook met Gods hulp hoor," zegt de boer.
Bij het derde weiland van de boer zegt de pastoor:
"Is dit weiland ook van u?"
"Ja," zegt de boer.
"Nou, dit ziet er niet mooi uit met al dat onkruid en die stenen," zegt de pastoor.
"Tja," zegt de boer, "dat heeft Hij alleen gedaan."